Burcht
Psalmen 59:8-17. Wat moet je doen om God jouw sterkte en jouw burcht te laten zijn bij wie je kunt schuilen?
8 (59:9) U, HEER, zult om hen lachen,
u drijft de spot met alle volken.
9 (59:10) Mijn sterkte, aan u houd ik mij vast,
ja, God is mijn burcht.
10 (59:11) God, die trouw is, zal mij te hulp komen,
God zal mij doen neerzien op wie mij aanvallen.
11 (59:12) Dood hen nog niet–mijn volk mag niet vergeten–,
laat hen ronddolen en sla hen dan neer,
met uw kracht, Heer, ons schild.
12 (59:13) Zonde is de taal uit hun mond,
het woord van hun lippen.
Laat hen stikken in hun trots,
in hun vloeken en leugens.
13 (59:14) Sla toe in uw toorn,
sla vernietigend toe.
Tot aan de einden der aarde
zullen zij weten dat God
over Jakob heerst. sela
14 (59:15) Ze keren terug, avond aan avond,
grommend als honden
zwerven ze rond door de stad,
15 (59:16) dolend op zoek naar voedsel,
jankend als ze niet worden verzadigd.
16 (59:17) Maar ik, ik zal uw sterkte roemen,
in de morgen uw trouw bezingen:
u bent voor mij altijd een burcht geweest,
een toevlucht in tijden van nood.
17 (59:18) Mijn sterkte, voor u wil ik zingen,
mijn burcht is God,
de God die mij trouw blijft.
Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de zijnen.
Reacties
Een reactie posten